"Moeten" en intelligentie
© | gepubliceerd 3 juli 2010 in: zelfonderzoek, psychologische theorie
Na mijn vorige post over de vraag wat "moeten" is, kwam ik nog een niet te verwaarlozen aspect tegen in mijn zelfonderzoek.
Het niet uitgaan van de eigen natuurlijke gevoelens, gedachten, intuïtie, en dergelijke, als iets "moet", komt neer op een niet gebruiken van de eigen intelligentie. Ik merk bijvoorbeeld dat als ik een taak moet uitvoeren volgens bepaalde voorschriften, ik het gevoel heb dat ik er niet werkelijk vat op heb, en als er iets niet gaat zoals het moet, ik niet zo gauw een oplossing heb. Doe ik een taak aan de hand van mijn inzicht erin, dan loopt alles veel soepeler.
Ik merkte in mijn zelfonderzoek naar patronen van "iets moeten", dat ik het gebrek aan intelligentie voelde als een zelf niet compleet zijn, en afhankelijk zijn van de autoriteit van wie het "moet" voor compleetheid. A.H. Almaas noemt het gevoel van incompleetheid als een deficiëntie van "brilliancy" in zijn boek "Brilliancy (The Essence of Intelligence)". (Het toelaten van een gevoel van deficiëntie leidt in het zelfonderzoek over het algemeen tot een herstel van het daaraan gerelateerde vermogen.)
Almaas beschrijft "brilliancy" als een heel algemene vorm van intelligentie (ik laat de engelse term hier even onvertaald). Dit is dus niet beperkt tot intellectuele intelligentie, of mentale, maar is intelligentie die alle aspecten van het Zijn omvat. Ik stel me voor dat dit in de hersenen en het zenuwstelsel iets met het aantal gebruikte neuronen te maken zou kunnen hebben, dus dat een groter deel van de hersenen daadwerkelijk gebruikt wordt, als er meer "brilliancy" is.
Het afhankelijk zijn van een autoriteit is verder een objectrelatie.